Laten we het hebben over An Cheathrú Rua. In het Engels heet het dorp Carraroe, maar omdat de voertaal Iers is houden we het op de Ierse naam. Loop naar binnen bij de plaatselijke bar, Tigh an Táilliúra ofwel het Huis van de Kleermaker en je verstaat er meteen geen woord meer van. Er staan altijd wel wat mannen aan de bar in het Iers te bomen over van alles en nog wat. Soms wordt er hard gelachen, dan is er kennelijk een grap verteld. Ondertussen glijden hun biertjes (pionta beorach) makkelijk naar binnen.
Het plaatsje ligt op een schiereiland met dezelfde naam. An Cheathrú Rua, dat je uitspreekt als ‘An Kjerrig Roea’ betekent ‘het rode gebied’. Dat heeft te maken met een roodachtige steensoort die hier voorkomt. Erg vruchtbaar is het land niet. Graniet, plasjes met stilstaand water, een verdwaalde meidoorn en wat overgebleven turf. Het meeste turf is hier eeuwen geleden al weggestoken en met boten naar de stad Galway of de Aran eilanden vervoerd. Rijd je het hele dorp door – en nog een stukje verder – dan kom je bij een bijzonder strand. De spierwitte bodem bestaat niet uit zand, maar uit kleine stukjes koraal, An Trá Choiréalach. Nou ja, écht koraal is het niet, het gaat om delicate stukjes van een zeewier met kalkhoudende stengels en blaadjes. Maar het ziet er heel koraalachtig uit.
Vroeger woonde er een vrouw in het dorp met magische krachten. Een opvallende verschijning, veel turquoise gewaden van zuivere wol en een witte hoofddoek. Soms kwam ze de pub binnen en dan bestelde ze steevast een pint melk. Hoe haar huis eruit zag? Geen idee. Midden in het dorp was een kruispunt met daarbij een geweldige wildernis van bomen en struiken. Daar woonde volgens de dorpelingen de tovervrouw. Sliep ze tussen de bomen? Had ze daar een tent? Of was er toch iets van een huis? De oplossing van het raadsel kwam jaren later, toen de tovervrouw er niet meer was. Dorpelingen hadden de totaal verwilderde tuin gerooid en er was een huis tevoorschijn gekomen. Nog een beetje overwoekerd met klimop, maar verder niets bijzonders. Kennelijk was ze gewoon niet zo geïnteresseerd in tuinieren.
De tovervrouw droeg altijd een wenssteen bij zich. Het was een turquoise steen die goed paste bij haar kleren. Als ze je aardig vond mocht je een wens doen. Na een paar weken in An Cheathrú Rua was de eer aan mij. Zoals geïnstrueerd hield ik de steen stevig in mijn rechterhand en formuleerde ik in gedachten en met stevig gesloten ogen mijn wens. ‘Je wens zal nu uitkomen’, zei de tovervrouw toen ik haar de steen teruggaf. En inderdaad. De wens kwam uit. Maar niet helemaal zoals ik het me had voorgesteld. Waarschijnlijk mijn schuld. Ik had gewoon in het Iers moeten wensen. Dan was het vast goed gekomen.
Rob Vermeer
October 4, 2021 at 1:59 pm
Grappig verhaal